CRISPR-helpende nanodeeltjes kunnen ook agrochemicaliën en biologicals in planten afleveren
Het in Wageningen gevestigde Hudson River Biotechnology timmert al een tijdje succesvol aan de weg met het op basis van CRISPR versnellen van het veredelingsproces van gewassen. Hiernaast ontwikkelen ze een technologie gebaseerd op biologisch afbreekbare nanodeeltjes, genaamd ‘Plentrance’. Deze nanodeeltjes hebben het vermogen om de horde van de plantencelwand te nemen en daarmee minuscule lading herbiciden, voedings- of andere stoffen in de plant te brengen. Simone Scintilla, team lead biochemie, is met zijn team al zover dat de eerste formuleringen met calcium als lading in het veld kunnen worden getest.
Research technician Plant Tissue Culture/CRISPR team Michael Torgbor bij de Lyovapor L-200 van BÜCHI Labortechnik, die is aangeschaft voor het vriesdrogen van oplossingen met nanodeeltjes, die vervolgens in veldproeven kunnen worden toegepast.
Van een beetje tegenwind worden ze bij Hudson River Biotechnology (HRB) niet warm of koud. Waar het bedrijf met de ambitieuze doelstellingen van de Europese Commissie om het gebruik en de risico’s van chemische bestrijdingsmiddelen tegen 2030 met 50% te verminderen de wind in de zeilen had, lijkt het recente besluit tot intrekking van het voorstel om dit in wetgeving te verankeren de vaart er weer een beetje uit te halen. Volgens Simon Scintilla, team lead biochemie bij HRB, moet je dat niet zo zwart-wit zien. “Natuurlijk is het jammer dat er een politieke stok achter de deur wegvalt om innovaties op het gebied van reductie van pesticidegebruik te versnellen, maar de trend naar meer duurzame landbouw, die ten goede komt aan biodiversiteit, voedselzekerheid en gezondheid voor mens en milieu, is onmiskenbaar ingezet. Daarvoor zijn innovatieve oplossingen nodig. Die bieden wij in twee, elkaar aanvullende smaken. Op de eerste plaats hebben we met onze TiGER-workflow een robuuste werkwijze om aan de hand van CRISPR-technologie versneld te komen tot gewassen met eigenschappen als grotere opbrengst en/of voedingswaarde, resistentie tegen ziektes, betere bestandbaarheid tegen ongunstige klimaatomstandigheden en betere houdbaarheid. Daarnaast kunnen we op basis van onze gepatenteerde Plentrance-technologie slimme toedieningssystemen ontwerpen, die de potentie hebben om het gebruik van landbouwchemicaliën fors te reduceren/vervangen.”
Simone Scintilla is nog regelmatig in het lab te vinden ‘for breaking the ice’, zoals hij dat uitdrukt. “Als iets er veelbelovend uitziet, dan ontwikkelen we een strategie om het te implementeren.”
Nanodeeltjes
De Plentrance-technologie is bij HRB in eerste instantie ingezet om het crisperen bij plantencellen te vergemakkelijken. Echter bleek al snel dat de techniek beter kan worden ingezet om bijvoorbeeld herbiciden, gewasbeschermingsmiddelen of voedingsstoffen in de cel af te leveren. Dat kan dan ook nog eens heel precies en effectief, zodat je bijvoorbeeld veel minder gewasbeschermingsmiddelen nodig hebt, wat minder belastend is voor het milieu.
Proof of concept
Met dit idee in het achterhoofd is Simone enkele jaren geleden met zijn team aan de slag gegaan om in eerste instantie tot een proof of concept te komen. Hiervoor zijn bij verschillende plantensoorten experimenten opgezet met een fluorescerend eiwit. “Als je dat eiwit op een blad brengt, zie je geen kleuring ontstaan in de bladcellen, wat wil zeggen dat het eiwit de celwand niet is gepasseerd. Nadat we dit met een fluorofoor uitgeruste eiwit in een oplossing met de Plentrance-nanodeeltjes hadden gebracht en het experiment herhaalden, zagen we wel een kleuring in de cel.”
De eerste formuleringen met calcium als lading kunnen inmiddels in het veld worden getest.
In de vingers
Het mechanisme achter het passeren van de celwand is nog niet helemaal duidelijk. “Het moet iets van een actief transport zijn, want tijdens de experimenten met de fluorescente probes konden we binnen 30 minuten fluorescentiesignalen in de cel detecteren. Dat is behoorlijk snel, en zal je nooit lukken met een passief proces”, stelt Simone.
Meer vat hebben de Wageningse biochemici inmiddels op het maken van de nanodeeltjes en ze voorzien van een ladinkje moleculen, die mee kunnen liften door de celwand. Daar wil Simone niet meer over kwijt dan dat het spheres zijn met een typische diameter tussen de 100 en 200 nm. Ze zijn gemaakt van eiwitten. Er worden dus geen moleculen gesynthetiseerd, wat in het perspectief van de toepassingen een pre is. Zeker als dat met plantaardige eiwitten gebeurt, zoals bijvoorbeeld soja-eiwitten.
Afhankelijk van de eigenschappen van de af te leveren moleculen kunnen verschillende soorten nanodeeltjes worden ingezet. “We bestuderen de cargo en onderzoeken de interactie/communicatie met de feedstock; de grondstof waaruit we het nanodeeltje maken. Op basis daarvan mengen we volgens een specifieke procedure de grondstof voor de nanodeeltjes en de cargo. Het resultaat daarvan analyseren we onder andere met DLS, dynamic light scattering. Hiermee kunnen we de deeltjesgrootteverdeling bepalen en zien of we qua spheres tot een homogene mix zijn gekomen.”
“Om daar ook een robuuste toepassing van te maken zoeken we nog veel meer uit”, vervolgt Simone. “Hoe zit het met de lading op het oppervlak. Is die positief of negatief? En wat gebeurt er over de tijd? Aggregeren de deeltjes, of blijven ze stabiel? Kan de cargo gemakkelijk worden afgegeven? Hoe lang duurt dat dan?”
De productie van de nanodeeltjes wordt onder andere gecontroleerd met DLS, dynamic light scattering, zoals hier gedemonstreerd door Lena Maas (team lead Genetics). Aan de hand van deze techniek kan je de deeltjesgrootteverdeling bepalen en zien of er qua spheres een homogene mix is gevormd.
Business cases
De biochemici onderzoeken momenteel in laboratoriumproeven, waarbij een oplossing met de nanodeeltjes nog handmatig op het blad wordt aangebracht, de effecten van verschillende formuleringen op proefplanten. Groeien ze beter met bepaalde nutriënten, zijn ze met bepaalde herbiciden of gewasbeschermingsmiddelen beter bestand tegen schadelijke invloeden zoals schimmels?
En kan je daar al een dosis-effect relatie uit afleiden, die een toekomstige business case kan voeden? Dat zou bijvoorbeeld een decimering van het gebruik aan herbiciden kunnen zijn. Of een meer langetermijn effect om de weerstand van de planten te verhogen tegen ziektes en schadelijke insecten. Veel nutriënten kunnen planten helpen om ze weerbaarder te maken tegen ziektes. Als je de juiste hoeveelheden op de juiste plek kan krijgen, kan je ook preventief stappen zetten. Calcium bijvoorbeeld is een obstakel voor de vorming van botrytis, een veel voorkomende schimmel bij fruit, die rotting veroorzaakt. Door een betere, meer efficiënte dosering van calcium, wat in de praktijk van vandaag de dag nog heel lastig is, wordt de plant beter beschermd.
Vriesdrogen
Om meer handen en voeten te geven aan de efficiënte werking van de formuleringen met de nanodeeltjes is het zaak om de productie op te schalen, zodat er voldoende hoeveelheden beschikbaar zijn voor veldproeven. Hiervoor kan, in tegenstelling tot de laboratoriumproeven, geen gebruik worden gemaakt van de vers gemaakte deeltjes in oplossing. “Door de eiwitgebaseerde deeltjes te vriesdrogen kunnen ze prima worden bewaard en zijn ze ook na enkele weken nog goed bruikbaar door ze op te lossen in water. Vervolgens kunnen ze worden aangebracht op het plantweefsel. Dat zal in het veld via sproeien gaan. Voor het testen in het lab geven we er de voorkeur aan om te borstelen, zodat we een maximaal effect hebben in de toepassing.”
Vooralsnog zijn de productiehoeveelheden voor de veldproeven nog beperkt tot 5 kilogram. Maar dit gaf al de nodige uitdagingen bij het vriesdrogen. “Aanvankelijk hadden we dit proces uitbesteed. Het bleek echter dat het in onze ogen best wel veel tijd kostte om 5 liter van onze nanodeeltjes gedroogd te krijgen. Dat duurde wel een week! ”
In het laboratorium voor biochemie werken nu nog vijf (en binnenkort zeven) onderzoekers ‘on the edge’ tussen chemie en plantenbiologie, waaronder senior research technician Guus Verver en specialist Nanoparticle Yanyan Wu.
Het product absorbeert gewoon heel veel water, en het kost dus veel tijd om dat weer te verwijderen.
Programmeren en monitoren
“Er is derhalve besloten om te investeren in een eigen vriesdroger, zodat we dit essentiële proces beter in de hand hebben en kunnen optimaliseren”, vertelt Simone. “We hebben hiervoor verschillende leveranciers benaderd en zijn al in vroegtijdig stadium met BÜCHI Labortechnik het traject ingegaan om tot een voor ons zo geschikt mogelijke oplossing te komen, waarbij we zeker wisten dat het zou gaan lukken, en het liefst wat sneller dan een week. De specialisten van BÜCHI hebben hierin heel goed meegedacht en waren ook altijd snel beschikbaar voor het beantwoorden van vragen.”
Nadat bij BÜCHI in Breda met meerdere setups een sessie was uitgevoerd op ingevroren nanodeeltjes is gekozen voor de Lyovapor L-200, die qua capaciteit prima uit de voeten kan met monsters van 5 kilogram. Voordeel bij dit instrument is dat je de procestemperatuur kunt monitoren, zodat je goed kan zien wanneer het proces is afgerond. Ook kan je de platen verwarmen, zodat het proces sneller verloopt. “Het is gelukt om de vriesdroger zodanig te programmeren dat in proeven het aanvankelijk bevroren product zich identiek gedraagt als een vers geproduceerd nanodeeltje. Wat ook duidelijk werd was dat we niet al te veel van die week drogen konden afknibbelen. Het product absorbeert gewoon heel veel water, en het kost dus veel tijd om dat weer te verwijderen. Wel een geruststelling is dat we de laatste stap voor het verwijderen van de laatste restjes water nauwkeurig kunnen specificeren, zodat we zeker weten dat het water voor 100% verwijderd is. Zo hebben we een optimaal uitgangspunt voor de veldproeven!”